“Ha, met mij! Ik zit hier op een terrasje in het zonnetje, heerlijk! Op dat ene pleintje weet je wel, waar dat bloemenstalletje staat. Oh, momentje hoor… Meisje! Mag ik nog een kopje koffie? En het tafeltje wiebelt een beetje, heb je misschien een bierviltje? En graag ook een lepeltje…
Daar ben ik weer. Anders kom je eventjes een biertje drinken! Kunnen we daarna nog een eindje lopen. Ok, zie ik je met 5 minuutjes…”
De taal van Madurodam
Appeltje eitje, een gesprekje voeren in het Nederlands. Natuurlijk, ik heb het bovenstaande wat aangedikt. Maar vast staat dat we in onze taal smijten met verkleinvormen. Het is zo doodgewoon voor ons, dat we er nauwelijks bij stilstaan. Totdat je Nederlands aan anderstaligen gaat geven. Wie van elders komt, is verbaasd – en ook weer niet. Want taal en cultuur zijn nauw met elkaar verbonden. Een Amerikaanse cursist vatte het ooit helder samen:
“Het is niet zo gek, al die diminutives. Nederland is ook een soort Madurodam.”
Nederlandse les – een lesje taalcultuur
Hilarische taferelen in de klas, steevast als we bij het hoofdstuk verkleinwoorden zijn beland. ‘Mijn’ Fransen en Engelsen worstelen met pje, je, tje, kje… Gelukkig zijn er regels die ze kunnen toepassen, al roepen die in het begin vooral vragen op.
Een kleine ui is een uitje, maar een gezellig uitje is iets heel anders. Het eerste kun je pellen en het tweede is een verzetje. Waarbij opgemerkt moet worden dat het verzet iets heel anders is dan een verzetje.
Mag het een diminutiefje meer zijn?
Van sommige woorden bestaat zelfs alleen maar een verkleinvorm, ofwel diminutief: “We maakten een ommetje en hadden een gezellig onderonsje.”
In andere gevallen is er betekenisverschil tussen de basisvorm en de verkleinvorm: een toet is per slot geen toetje en een kwart geen kwartje.
Soms duidt een verkleinvorm zelfs op iets groters dan de stamvorm. Zo is een buikje doorgaans omvangrijker dan een buik. Het verkleinwoord krijgt hier de functie van een eufemisme. Het maakt de harde werkelijkheid iets zachter.
Spreektaal vol ditjes en datjes
Door in miniatuur te praten, maken we de wereld wat gezelliger – zou dat achter onze hang naar verkleinvormen zitten, zonder dat we ons daar bewust van zijn? Neem de proef maar eens op de som en laat al die verkleinende uitgangen weg:
“Graag een kop koffie met gebak en voor mijn zoon ijs met een paraplu. En mag ik misschien een extra suikerklont? Heeft u zo terug van een brief van vijftig?”
Het klinkt toch meteen een stuk minder gemoedelijk.
Waar een klein land groot in kan zijn
Het is trouwens veelzeggend dat we wel verkleinvormen hebben, maar geen vergrotende uitgangen. In veel talen bestaat zo’n vergrotende vorm wel, maar in het Nederlands moeten we een woord als ‘groot’ toevoegen.
Waarom we alleen verkleinvormen hebben en geen ‘vergrootvormen’? Simpel, we zijn gewoon groot in het kleine!